Wie vanaf 1 maart 2022 een inburgeringscontract ondertekent, ondertekent daarmee ook een “bepaling over de essentiële rechten en plichten die in onze samenleving moeten worden gerespecteerd”. Deze wordt als bijlage bij het inburgeringscontract gevoegd (art. 34/2, §1, 1° van het decreet).
Deze bepaling essentiële rechten en plichten is opgenomen als bijlage bij het BVR. Het is een verklaring die luidt als volgt: "Ik ben bereid te leren over de rechten, plichten, vrijheden en waarden in Vlaanderen en zal die respecteren. Ik zal de wetgeving van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest en van dit land naleven." Daarop volgt een opsomming van de essentiële rechten en plichten in de Vlaamse samenleving die je moet respecteren.
Integratie als verplichte voorwaarde voor behoud verblijfsrecht?
De volgende aspecten daarin zijn nog niet zo duidelijk:In de bepaling over essentiële rechten en plichten wordt onder andere vermeld: “Integreren in de samenleving is belangrijk en is een voorwaarde om het verblijfsrecht in dit land te blijven genieten zoals voorzien in artikel 1/2, §3 van de Vreemdelingenwet.” Deze bepaling is verwarrend om verschillende redenen:
Artikel 1/2, §3 van de Verblijfswet voorziet inderdaad dat bereidheid tot integratie een verblijfsvoorwaarde is voor sommige categorieën van vreemdelingen. Er zijn echter ook heel wat verblijfsstatuten waarvoor deze verblijfsvoorwaarde tot het bewijzen van integratie-inspanningen niet geldt, zoals erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden en hun familieleden, erkende staatlozen, studenten, slachtoffers van mensenhandel,… De verplichte en vrijgestelde doelgroep van deze federale verblijfsvoorwaarde komt niet overeen met die van het Vlaams inburgerings- en integratiedecreet. Dus niet alle inburgeraars die een inburgeringscontract ondertekenen moeten integreren om een verblijfsrecht te blijven genieten.
Artikel 1/2, §3 van de Verblijfswet voorziet dat de doelgroepen voor wie integratie wel in zekere zin een verblijfsvoorwaarde is, hun inspanningen tot integratie op heel wat verschillende manieren kunnen bewijzen. Naast het volgen van een inburgeringstraject zijn er ook andere manieren om dit aan te tonen, namelijk door bewijs van werk, studie, het volgen van een beroepsopleiding, talenkennis, deelname aan het verenigingsleven,…
Intrekking van het verblijfsrecht omwille van het niet bewijzen van integratie-inspanningen is bovendien maar mogelijk na het uitvoeren van een evenredigheidstoets waarbij familiebanden, duur van het verblijf in België en het bestaan van familie- of sociale banden in het land van herkomst ook een rol spelen.
Door in de bepaling essentiële rechten en plichten te poneren dat ‘integratie een voorwaarde is om het verblijfsrecht in dit land te blijven genieten’, kan verkeerdelijk de indruk ontstaan dat iedereen inburgering moet volgen en het verblijfsrecht zonder meer kan worden ingetrokken wanneer een vreemdeling geen inburgeringstraject volgt en succesvol afrondt.
Lees meer in het nieuwsbericht van het Vlaams Agentschap Integratie en Inburgering ‘Behoud verblijf wordt afhankelijk van integratie-inspanningen’.